woensdag 26 december 2012


Wat betekent het om te studeren in de digitale wereld?

Professor Dr. Brand-Gruwel, hoogleraar learning Sciences aan de Open Universiteit vertrekt in haar oratie 'Leren in een digitale wereld: uitdagingen voor het onderwijs' vanuit de definitie van Alexander et al. (2009) over leren:
Leren is een multidimensionaal proces dat resulteert in een relatief duurzame verandering in een persoon of personen en de manier waarop die persoon of personen de wereld waarnemen en reageren op de wereld vanuit een fysiek, psychologisch en sociaal perspectief. Het leerproces vindt zijn fundament in de relatie tussen de karakteristieken van de persoon, het object van leren en de
ecologische situatie in een bepaalde tijd op een bepaalde plaats, maar ook over een bepaalde tijdspanne.

De vier dimensies die Alexander et al onderscheidde in het fundament van het leerproces, worden door Prof. Dr. Brand- Gruwel tegen het licht gehouden vanuit het leren in een digitale wereld.
-1- Het wat in leren

Styaert (2000) onderscheidt 3 clusters wat betreft digitale vaardigheden namelijk de instrumentele vaardigheden, de structurele vaardigheden en de strategische vaardigheden.

De instrumentele vaardigheden zijn de operationele handelingen die nodig zijn om te kunnen omgaan in een informatiemaatschappij.  Voorbeelden hierbij zijn een e-mail kunnen versturen en een softwarepakket kunnen installeren.
De structurele vaardigheden zorgen ervoor dat men kan omgaan met de hoeveelheid aan informatie, waarbij men de kwaliteit ook niet uit het oog mag verliezen.
De strategische vaardigheden richt zich op het nemen van beslissingen aangaande de toegereikte informatie en het effectief gebruiken van deze informatie.
Door onderzoek werd nagegaan hoe mensen op structureel en strategisch niveau vanuit een informatiebehoefte een zoekvraag stellen, informatie vragen, kritisch omgaan met informatie, de inhoud van de informatie bestuderen en verwerken.  Daaruit blijkt dat leerlingen wat betreft het structurele en strategische niveau nog vaak vaardigheden missen.  Hierin ligt zeker een taak voor het onderwijs om deze vaardigheden verder te ontplooien.

-2- Het wie in leren

De karakteristieken van een persoon bepalen mee het verloop van het leerproces (Alexander et al, 2009).  Prof. Dr Brand-Gruwel  zet hierbij een aantal karakteristieken in de verf, namelijk motivatie, voorkennis en opvattingen over kennis en meningen.  Ze implementeert deze persoonlijke karakteristieken in het digitale leren.
De motivatie bij jonge scholieren is alleszins aanwezig, blijkt uit onderzoek van Beljaarts (2006), 87 % van hen zoekt informatie op via het internet, terwijl slechts 4 % hiervoor naar de bibliotheek gaat.  Zij hebben geen angst van nieuwe technologieën en zijn hiermee vertrouwd.  Bij de oudere generatie ligt dit anders.
De voorkennis van een persoon speelt ook een rol voor het verwerven van informatie.  Bij het leren worden reeds bestaande cognitieve schema's verder verfijnd en onderbouwd.  Dit gebeurt niet alleen bij het leren van schoolse kennis maar ook bij het verwerven van digitale vaardigheden.
Een derde persoonlijk kenmerk is hoe de lerende tegenover de kennis staat, of wat ook de epistemologische opvattingen genoemd wordt, temeer daar men op het internet aan een bijna ongelimiteerde hoeveelheid van informatie kan beschikken, die zelfs tegenstrijdig kan zijn hoewel het onderwerp ongewijzigd blijft.
Iemands eigen mening ten opzichte van kennis is een laatste persoonlijk kenmerk, dat bepalend is voor het verwerven van informatie.  Hoe meer een persoon overtuigd is van een bepaalde mening, , hoe gemakkelijker hij informatie gaat vinden en vooral selecteren om de eigen mening kracht bij te zetten.  Dit wordt in de literatuur wel eens de 'confirmation bias' genoemd (Taber & Lodge, 2006).
-3- Het waar in leren

De fysieke, sociale en culturele omgeving waarin wordt geleerd heeft een impact op welke formele en informele leerstof wordt verworven en hoe deze tot stand komt.  Vandaag de dag worden er in scholen al veel technologische middelen ingezet om het vakinhoudelijk aspect te ondersteunen, maar er is ook een toenemende trend om gepersonaliseerde  leeromgevingen te creëren op maat van de lerende.  Dit vraagt van de lerende wederom een digitale vaardigheid.

-4- Het wanneer in leren
Dat leerstof verwerven afhangt van het tijdstip wanneer deze wordt aangeboden, wist de generatie voor ons reeds (Vigotsky, 1978).  In de huidige digitale wereld wordt de generatiekloof vaak voorgesteld met de jonge generatie als de 'digital natives' en de ouderen als de 'digital immigrants'.  Uit onderzoek blijkt dat dit voor beide groepen overdreven is en dat maar weinig studenten hun digitale kennis het gebruik van het internet, sociale netwerken en e-mail  overstijgt.  We moeten hierbij opletten om niet stigmatiserend te handelen in het leren van digitale vaardigheden.  Het 'wanneer' speelt uiteraard een rol, maar de relatie die het individu heeft ten opzichte van het aanleren van digitale vaardigheden zal van belang zijn om succes te boeken.

De taak van het onderwijs bestaat er nu in het leren mogelijk te maken met kennis van bovenvernoemde dimensies (WAT, WIE, WAAR en WANNEER) zodat dit leidt tot betere leerprestaties.  Prof. Dr. Brand-Gruwel  beschrijft vervolgens dat er hier uitdagingen liggen op het niveau van het management, het lerarenteam en de leraars.
Het management is verantwoordelijk voor een breed gedragen onderwijsvisie die aansluit bij het leren in een digitale wereld.  Deze visie is de leiddraad voor allerlei innovaties die het nieuwe leren met zich mee zal brengen.
Wat het lerarenteam betreft, verdedigt de professor de stelling dat er best een leerlijn voor handen is die o.a. omvat welke digitale vaardigheden moeten bereikt worden, de uniformiteit die er moet gehanteerd worden aangaande de digitale verwerking in elk van de verschillende vakken, de beoordeling die hiermee gepaard gaat, enz.
De leraren zorgen op hun beurt voor de implementatie van deze leerlijn en moet gepaste keuzes maken aangaande de aanwending van de digitale mogelijkheden voor de vakinhoud.  Dit vergt van het werkveld een degelijke kennis van wat er allemaal op de markt is voor zijn/haar vakdomein en dat ze de studies aangaande het leerrendement met behulp van digitale werkmiddelen op de voet volgen.

Bronnen:
http://dspace.learningnetworks.org/bitstream/1820/4456/1/ORATIE-def%2004-10-2012.pdf

http://www.eric.ed.gov/ERICWebPortal/search/detailmini.jsp?_nfpb=true&_&ERICExtSearch_SearchValue_0=EJ865120&ERICExtSearch_SearchType_0=no&accno=EJ865120

http://www.psy.cmu.edu/~siegler/vygotsky78.pdf

http://portal.ou.nl/web/topic-informatievaardigheden/home/-/wiki/Main/Belang%20van%20informatievaardigheden

maandag 24 december 2012

1 - Wat komt er terecht van ict-toepassingen in het onderwijs - inleiding




Het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) is een studierichting in Nederland die na vier jaar beroepsgericht middelbaar onderwijs komt (ongeveer vergelijkbaar met vier jaar BSO in België) en dus voor leerlingen van 16 tot 20 jaar die een vakopleiding willen volgen, bedoeld is.

Op een aantal van deze scholen zijn door
Kennisnet 13 onderzoeken uitgevoerd, die gemeten hebben wat de resultaten en gevolgenvan diverse ict-toepassingen op deze scholen waren. Dit onderzoek is EXMO genoemd: Experimenten met ict-toepassingen in het MBO.
De 13 onderzoeken waren:
1.Leren construeren
2.Bloggen over stage
3.Videolessen volgen
4.Serious game
5.iPad als mobiele werkplek
6.Bedrijfssimulatie
7.Leerstof elektronisch aanbieden en toetsen
8.Competenties digitaal registreren
9.Leren door video's maken
10.Zelfstandig taal oefenen
11.Sms'jes met kennisvragen
12.Klinisch redeneren vanaf video
13.Feedback in elektronische leeromgeving
De individuele rapporten vindt u op de website van kennisnet en kunt u hier vinden. Voor het samenvattende rapport kunt u hier klikken.

Over de 13 onderzoeken stellen de onderzoekers van EXMO zelf het volgende: ‘Sommige van deze toepassingen blijken effectief, andere leiden niet tot de vooraf verwachte opbrengsten. De resultaten uit het EXMO-onderzoek bieden niet alleen inzicht in de bijdrage van verschillende ict-toepassingen aan de onderwijsprestaties van studenten. De zoektocht naar evidentie over onderwijsopbrengsten van ict geeft binnen de instellingen ook voeding aan het denken over kwaliteit van onderwijs. Deelname aan EXMO blijkt op die manier ook bij te dragen aan organisatieontwikkeling en de professionaliteit van docenten’ (EXMO, 2012).

De ict-toepassingen zijn door de mbo-instellingen zelf gekozen om hun verwachtte bijdrage aan de kwaliteit van het onderwijs. Het EXMO-onderzoek moest nagegaan of de toepassingen voldeden aan de verwachtingen. Het gaat om zeer verschillende soorten ict-toepassingen.

Kennisnet werkt meteen kennispiramide om te zien wat werkt met ict en wat niet:
1. Het idee
2. De uitvoering
3. Ervaren opbrengsten
4. Gemeten opbrengsten
Kennisnet zegt de onderzoeksprojecten onafhankelijk uit te voeren, ook als het onderwijs gebruik maakt van commerciële ict-toepassingen of producten.

Ik vind dit een duidelijke en systematische aanpak. De onderzoeken zijn echter kleinschalig en er wordt niet altijd met een controlegroep gewerkt, waardoor de resultaten niet wetenschappelijk verkregen zijn. Dit geeft Kennisnet ook wel aan bij de conclusies. Zij zien de resultaten, terecht denk ik, als een uitgangspunt voor verdere discussie en een steviger basis voor nieuwe ict-projecten.
Ook al zijn de onderzoeken kleinschalig, de conclusies zijn toch interessant om te lezen en geven zeker stof tot nadenken over hoe het beter kan en wat de weg van ict in het onderwijs zal zijn. Onderstaande resultaten zijn vrij negatief, maar ik ben het eens met de EXMO-onderzoekers dat dat niet betekent dat investeren in ict in het onderwijs verloren geld en moeite is. Het wordt wel duidelijk dat de doelstellingen van ict-toepassingennòg beter van tevoren gedefinieerd moeten worden en dat leraars beter ondersteund moeten worden door de schoolleiding, en leerlingen op hun beurt door de leraars. Evaluatie van ict-projecten is dus ook heel belangrijk om leerervaringen om te zetten in een beter gebruik en keuze van de producten.

2 - Wat komt er terecht van ict-toepassingen in het onderwijs - cases 1-3


1. Leren construeren met LECO

LECO is een digitaal lespakket voor studenten die een mbo-opleiding tot timmerman volgen. Leraars en leerlingen waren positief over werken met LECO, maar er zijn geen significante verschillen gevonden tussen de experiment- en de controlegroepen ten aanzien van inzet, motivatie en waardering van de lesstof. Wel heeft de leerling naderhand een database van tekeningen die hij op zijn opleidingsbedrijf verder kan uitwerken. En dus is er een betere koppeling tussen theorie en praktijk. Leraars denken dat met meer ervaring met het programma er meer uit gehaald kan worden. De leerlingen ‘vinden het helder, prettig en zijn gemotiveerd om met hun eigen tekening aan de slag te gaan.’ De leraars ‘geloven in het programma en in de filosofie erachter: niet meteen beginnen, maar eerst nadenken en af en toe stilstaan bij waar je mee bezig bent. Het idee is dat ze die bewustwording meenemen naar de volgende opdracht en dat dit gaandeweg hun eigen werkhouding wordt.’

Het enthousiasme van de leraars en de leerlingen is de reden om, ondanks gebrek aan verbeterde kennis, door te gaan.


2. Bloggen over stage

In plaats van een stageverslag, schrijven de leerlingen een blog over hun ervaringen. Leerlingen en docenten ervaren dat het contact tussen hen regelmatiger is dankzij de blog. De leerlingen zijn eerder bezig met hun evaluatie, de docenten kunnen eerder inspringen, het hele begeleidingsproces is intensiever. Als nadelen werden de extra benodigde tijd genoemd en het feit dat bedrijfsgevoelige informatie op het Blog gezet konden worden. Om dit laatste op te lossen, werd er gewerkt met passwords voor leerlingen, school en bedrijf. De werkhouding van de student werd positiever beoordeeld (maar: verbeterde zijn houding door de continue zelfevaluatie of werd zijn houding duidelijker voor de leraar?). De leerlingen waren de neutraal over het gebruik van een blog, maar de leraars en begeleiders van het bedrijf waren positiever over deze leerlingen dan over die met een stageverslag. ‘Vanaf komend schooljaar gaan we ál onze studenten een blog laten bijhouden op hun stageplek. Wij maken tevens een koppeling met het vak Nederlands. Daar leren de studenten bijvoorbeeld hoe zij hun cv moeten maken voor LinkedIn en hoe zij daar steeds nieuwe informatie bij kunnen zetten. Zo wordt omgaan met sociale media een integraal onderdeel van onze opleiding.’

3. Videolessen volgen

Op leerrendement, inzet, motivatie en waardering werden geen positieve resultaten gevonden. Een videoles werd dodelijk gevonden, leerlingen vonden alleen filmpjes die verbreding of verdieping boden interessant, zoals korte instructiefilmpjes voor koks-in-opleiding. De leerlingen gaan niet spontaan zelf een videofilm bekijken, maar wel als de leraar hen daarop wijst. Een QR-code die zij in de les van een filmpje krijgen zullen ze niet onderweg naar huis al met een smartphone scannen, omdat dat duurder is dan thuis via de pc kijken. Een videoles met een opdracht eraan gekoppeld en de leraar als coach in de buurt werd ook genoemd als positief.

Ondanks vrij negatieve resultaten in het onderzoek, zijn de leraars positief en gaan ze graag met videofilmpjes aan de slag, terwijl er geen betere schoolresultaten worden gemeten. Gaat het bij het inzetten van videofilmpjes dan wel om de resultaten of gaat het eerder om afwisseling in de les te brengen? Instructiefilmpjes daargelaten natuurlijk.

3 - Wat komt er terecht van ict-toepassingen in het onderwijs - cases 4-6

4. Serious game

De leerlingen vonden de toepassing te gemakkelijk en dus niet uitdagend genoeg. De leraars waren van mening dat een serious game alleen iets toevoegt als de leerlingen het serieus nemen. De game moet volgens hen opgenomen worden in de gehele lesstof en meedoen voor het berekenen van een rapportcijfer. Ik denk dat de kritische houding van de leraars terecht is, òf een game komt in de plaats van een reguliere oefening (en maakt dus deel uit van de verplichte lesstof) òf een game is zó goed en eigentijds ontwikkeld dat de leerlingen het tot hun favoriete spel kiezen (en ik denk dat dat moeilijk realiseerbaar is voor elk vak en voor elke leerling).

5. iPad als mobiele werkplek

Gaan leerlingen met een iPad meer tijd aan leren besteden, wordt onderwijs efficiënter en gaat het leerrendement omhoog als je dat vergelijkt met een laptop? Het onderzoek liet zien dat leerlingen thuis niet méér gaan werken, maar onderweg wel. Met een iPad kunnen ze hun reistijd beter benutten en de leerlingen zien dat als een groot voordeel.

Leerlingen en leraars vinden ook dat de les efficiënter wordt, door de beperkte opstarttijd van de iPad in vergelijking met de laptop en omdat de docenten hun lessen beter voorbereiden en hun iPad aan het digibord koppelen. In het begin werd de iPad toch wel veel voor andere doeleinden ook gebruikt!

Ook werd bevonden dat de iPad beter werkt om te communiceren, met de leraar en met mede-leerlingen, de iPad is er altijd bij. Bij dyslectie helpt de iPad door letters gemakkelijk te kunnen vergroten.

Kosten zijn een issue, maar op de geteste school maken de leraars echter hun eigen lesmateriaal en dus worden boeken en kopieën dan uitgespaard. De leerlingen en leraars zijn zo enthousiast dat de directeur grapte: “Als ik zeg ‘we gaan stoppen met de iPads’ wordt het hier oorlog!”

Hiermee is de reactie op het gebruik van de iPad (of een andere tablet?) als enige ict-toepassing volledig positief, mits de kostprijs van de iPad, internetabonnement en Wi-Fi op school opweegt tegen een kostenbesparing van boeken en kopieën.

6. Bedrijfssimulatie

Een bedrijfssimulatie wordt ingezet om een stageplek voor te bereiden. De leerlingen zijn gemotiveerd om in een simulatiebedrijf te werken, het geeft hun zicht op de praktijk en ze kunnen zinvolle zaken oefenen. Toch wordt ook hier geen positief effect gemeten, maar omdat zowel leraars als leerlingen enthousiast zijn, besluit de school door te gaan met dit project.

4 - Wat komt er terecht van ict-toepassingen in het onderwijs - cases 7-9

7. Leerstof elektronisch aanbieden en toetsen

Een papierloze school is een school waarin leerlingen ál het materiaal elektronisch aangeboden krijgen en zelf ook alleen maar via de computer werken. Het onderzoek liet zien dat deze manier van aanbod en communiceren geen significant effect had op de waardering voor de twee geteste vakgebieden, dat ze daarentegen juist liever werken op en met papier. Ze menen dat het alleen de docent tijd oplevert. Of leerlingen privé veel of weinig op de computer doen, zegt niets over hoe ze hun lesstof en taken krijgen.

Het onderzoek toonde geen efficiëntieverbetering aan. Leerlingen geven aan dat naar het computerlokaal lopen en het opstarten van de computers juist extra tijd kost.

Het onderzoek geeft ook geen significant effect op het leerrendement van leerlingen aan door het gebruik van internet. Eén van de leraars gaf aan dat de randvoorwaarden een belangrijke succesfactor zijn en dat het vak handiger inroosteren direct in een computerlokaal òf alle studenten van een laptop of iPad voorzien een oplossing zou kunnen zijn. Een directeur van de school vertelde zelf al het materiaal te digitaliseren om de leraars zoveel mogelijk te ontlasten.


Het kost de school dus veel extra werk en de leerlingen zijn niet erg enthousiast. We zien ook bij deze innovatie dat het tijd kost voordat alle partijen er baat bij hebben en dus moet er goed gekeken worden of de doelstelling goed geformuleerd is: willen we efficiëntiewinst, papierbesparing , een hoger rendement of meegaan met de tijd en bereiken we deze doelen?


8. Competenties digitaal registreren

Met Line, een digitaal registratieprogramma, kunnen leerlingen zichzelf digitaal beoordelen.

Uit het onderzoek bleek dat digitale zelfbeoordeling met behulp van Line geen meerwaarde te hebben vergeleken met een schriftelijke beoordeling van competenties. ‘Het draagt niet bij aan meer inzicht in competenties, meer inzet en een hogere waardering van de opleiding en evenmin aan een hoger leerrendement.’

9. Leren door video’s maken

Vier opleidingen koppelden een opdracht aan het maken van een videofilm over behandelde leerstof. Een betere kennis achteraf werd echter niet gemeten. De evaluatie van het onderzoek stelt dat de studenten zich veel meer focussen op het maken van een videofilm dan op het leren van hun vak, ook omdat de beoordeling van de taak het accent legde op de inhoud en vorm van de film en niet op de verkregen kennis, het leerdoel was dus verlegd.

De leerlingen die al weinig motivatie hadden voor het vak, zagen er het nut niet van in. De leerlingen die voor hun beroep ook videofilms moeten kunnen maken, waren beter gemotiveerd.

De schoolleiding vindt toch dat er een grote meerwaarde zit in het gebruik van videofilms als interactie- en reflectiemiddel.

Zou het niet beter zijn de opdracht in duidelijke stappen op te bouwen? Als de leerlingen eerste de opdracht krijgen om te bepalen wat ze gaan filmen, bijvoorbeeld een instructiefilm over behandelde lesstof, krijgen ze volop de kans om deze lesstof te verwerken en beheersen, en is het eigenlijke filmen alleen de kers op de taart of kan zelfs achterwege gelaten worden als het maken van een videofilm niet tot het curriculum behoort. Een fotoreportage is eventueel gemakkelijker en even effectief.

5 - Wat komt er terecht van ict-toepassingen in het onderwijs - cases 10-13

10. Zelfstandig taal oefenen

Een digitale zelfstudiemethode voor taal geeft studenten feedback en de mogelijkheid om dan zelf te kiezen waar en wanneer ze willen werken. Het gebruikte programma was Studiemeter. De leerlingen en leraars vonden dat het programma alleen onvoldoende ondersteuning en feedback bood, met name voor studenten die minder goed in taal zijn. Begeleiding van een docent is zeker nodig. In de praktijk blijken de leerlingen die het het hardste nodig hebben, het minst gemotiveerd te zijn om met het programma aan de slag te gaan en dezen kunnen ook ontmoedigd raken door de voortdurende herhaling die het programma van hen vraagt als ze een oefening niet goed doen. Dan kan een docent hen hulp bieden om verder te gaan. Dat betekent dat er ook in de klas met het programma gewerkt moet worden.

De conclusie van het onderzoek is dat scholen die investeren in digitale zelfstudiemethodes óók moeten investeren in begeleiding door docenten.

11. Sms'jes met kennisvragen

Leren per SMS (Coollearning) betekent datde leraar tussen twee lessen door sms’jes naar de leerlingen stuurt met vragen over de behandelde lesstof. Hierdoor zou de kennis niet wegzakken en kan de volgende les tijd bespaard worden doordat er minder of niet herhaald moet worden. De leraars die aan de test meededen zijn neutraal tot gematigd enthousiast. Er is geen extra toename van kennis gemeten. Ook de leerlingen waren gematigd enthousiast, maar gaven aan meer feedback te willen op hun antwoorden. Alleen leerlingen met een beltegoed (en gsm) kunnen meedoen. Hoewel de leraars redelijk positief waren, denk ik dat het veel moeite kost, dat het leuk is zolang het nieuw is en dat leerlingen ook snel geïrriteerd kunnen worden van de sms’jes die ze in hun vrije tijd ontvangen. Dat er geen verhoogd kennisniveau is gemeten is verontrustend, waar gaat de extra tijd en moeite van leraars en leerlingen dan naar toe? Worden wel de juiste vragen van een juiste moeilijkheidsgraad gevraagd, of houden leraars en leerlingen elkaar bezig?

12. Klinisch redeneren vanaf video

InCasu is een computerprogramma dat studenten via deductie leert hoe ze klinisch moeten redeneren. Hoewel er bij het werken met InCasu geen echte interactie met de patient is en op de filmpjes niet alles altijd goed te zien is, vinden de leraars dat leerlingen met InCasu een klinische blik ontwikkelen. De informatie over ziektebeelden en symptomen geeft veel duidelijkheid. Ook de leerlingen vinden inCasu leuk, leerzaam en zinvol. Toch laten ook hier de metingen geen verbetering van het vermogen om klinisch te redeneren zien. Een verbetering moet volgens de ontwikkelaars gezien worden in een betere didactische inbedding, de rol van de docent is dus ook hier belangrijk!

13. Feedback in elektronische leeromgeving

De vraag van de leraars was of leerlingen getraind konden worden om beter feedback te geven aan hun klasgenoten en zelf beter gebruik te maken van gegeven feedback. In Virtual Action Learning (VAL)communiceren de leerlingen met elkaar in een Virtual Learning Community (VLC). Ze stellen elkaar vragen, bekijken elkaars werk en kunnen elkaar feedback geven. Ze krijgen ook training waarom en hoe ze elkaar feedback moeten geven. De leerlingen vonden de training ‘te kort, verkeerd getimed en niet erg leerzaam.’ Ook de leraars waren ontevreden, hoewel ze wel zagen dat de leerlingen bij het geven van feedback nu meer op de inhoud letten. Na de training gaven de leerlingen ‘meer verschillende vormen en kwalitatief betere feedback.’ De leerkrachten zien het als een belangrijk onderdeel van competentiegericht onderwijs. Om feedback geven te leren, net als het beoordelen van andermans feedback, is een virtuele omgeving niet voldoende, de leerkracht speelt hierin een belangrijke rol.

6 - Wat komt er terecht van ict-toepassingen in het onderwijs - Conclusie en bronnen

Een uitgebreide beschrijving van het onderzoek en de conclusie kunt u lezen in http://mbo.kennisnet.nl/2012/05/onderzoek-en-praktijk-wat-werkt-nu-echt-in-het-mbo/, waar u de publicatie kunt downloaden.

Concluderend kun je stellen dat maar weinig verwachtingen van tijdswinst of meer leeropbrengst uitkwamen. Eigenlijk alleen over het gebruik van de iPad waren leraars en leerlingen onverdeeld enthousiast. Alle andere toepassingen lieten weinig verbeteringen zien, maar vaak werd dit gezien als opstartproblemen en werd gemeend dat met aanpassingen of een veranderd verwachtingspatroon de ict-toepassingen toch nog nuttig kunnen zijn.

Algemeen zou ik willen concluderen, en de evaluatie van de onderzoekers kwam daar ook op uit, dat van te voren beter bepaald moet worden wat de toepassingen zouden kunnen opbrengen, dat de rol en coaching van de leraar cruciaal is voor het slagen van het project en dat een ict-toepassing niet automatisch tijds- en kenniswinst oplevert. De leraars die in het project betrokken waren stonden allemaal positief ten opzichte van innovatie in het onderwijs op ict-gebied, maar hebben nu wel gezien dat dat met kleine en bedachtzame stapjes zal moeten gebeuren als je wilt dat het echt iets opbrengt.


Geraadpleegde internetsites:


http://www.kennisnet.nl/ (geraadpleegd op 23/12/2012)
http://mbo.kennisnet.nl/2012/05/onderzoek-en-praktijk-wat-werkt-nu-echt-in-het-mbo/ (geraadpleegd op 22/12/2012)
http://onderzoek.kennisnet.nl/onderzoeken-totaal/exmo (geraadpleegd op 22/12/2012)
http://mbo.kennisnet.nl/exmo
http://www.impress.nl/klanten/kennisnet/default.asp?product=18732 (geraadpleegd op 22/12/2012)

 

Het edX-initiatief

Samenvatting

EdX is een samenwerkingsproject tussen MIT en Harvard, twee Amerikaanse universiteiten. Het project bestaat erin om gratis online cursussen aan te bieden op universitair niveau bestaande uit lesmateriaal, colleges, opdrachten en examens. Het leerplatform werd ontwikkeld als openbronsoftware zodat andere universiteiten gemakkelijk kunnen toetreden. Zo traden de universiteiten van California (Berkeley), Texas System, Wellesley en Georgetown toe.

Voordelen

  • Veel meer mensen krijgen gratis toegang tot onderwijs van goede kwaliteit wat hen alleen maar ten goede kan komen.
  • Ook mensen met een handicap krijgen hierdoor meer toegang tot educatie.
  • De video's hebben het voordeel dat ze herbekeken kunnen worden wanneer iets niet duidelijk is.
  • Het biedt dezelfde voordelen voor de student als thuiswerken voor de werkende mens biedt.  

 Nadelen

  • Het zou een voordeel zijn indien men de inhoud zou aanbieden als Wiki zoals Wikiversity.
  • Registreren is verplicht om de video's te bekijken. 
  • De huidige vorm van aanbod, als een eenvoudige verzameling filmpjes, biedt weinig motivatie tussendoor. Het uiteindelijke certificaat is motivatie genoeg, maar men zou tussendoor als 'beloning' op bepaalde oefeningen, nieuwe leerstof kunnen aanbieden als motivator.
  • Er wordt geen echt diploma uitgereikt.

Bronnen

Elearning: de concurrentie komt eraan!
edX (1)
edX (2)

Voor iedereen die geïnteresseerd is in ict in het onderwijs

Onderstaande sites vond ik erg interessant, ze geven informatie en ideeën over ict-toepassingen in het onderwijs.
 




Tablets bij Ethiopische kinderen

Samenvatting

Het One Laptop Per Child (OLPC) project besliste om een experiment uit te voeren in Ethiopië. Ze kozen twee dorpjes (Wonchi en Wolonchete) uit waarvan de kinderen ongeletterd waren en nog nooit eerder in aanraking kwamen met geschreven woorden. Ze dropten evenveel Motorola Xoom tablets in het dorp als het aantal kinderen zonder leraar of enige instructie. De Motorola Xoom tablets bevatten de aangepaste software Nell welke speciaal is ontwikkeld om kinderen in ontwikkelingslanden te leren.
Het omvat onder andere alfabettraining, spelletjes, elektronische boeken, films, cartoons, ...welke aangeboden werden in het Engels.

Het doel van het experiment bestond erin om na te gaan of kinderen op zichzelf kunnen leren lezen door te experimenteren met de tablet. Binnen 4 minuten sloeg een kind erin om het tablet aan te zetten, binnen 5 dagen zongen de kinderen in het dorp een ABC lied en na 5 maanden hadden ze zelfs de Android gehackt. Verder onderzoek zal aangeven of kinderen op deze manier kunnen leren lezen.

Hier kan je een hele interessante video vinden van Nicholas Negroponte (de stichter van One Laptop Per Child) Nicholas Negroponte: Teaching Children to Learn

Voordelen

  • Dankzij deze technologie is de kostprijs en andere drempels voor educatie laag.
  • Het is kritiek voor ontwikkelingslanden om betaalbare educatie te hebben om zo hun economische vooruitgang te stimuleren.
  • Het project toont aan dat ook in Westerse landen een mentaliteitswijziging in het onderwijs noodzakelijk is.
  • Door het project gingen kinderen vanzelf samenwerken om te leren terwijl dit veel minder snel gebeurt in een schoolcontext.
  • Elk kind koos zelf zijn activiteiten en die waren voor iedereen verschillend, waardoor deze kon leren in zijn eigen interessegebied. Dit is in een schoolomgeving minder evident.

Nadelen

  • Een leerkracht ziet het kind zijn sterke en zwakke punten, kent de thuissituatie en kan hierop inspelen. Software kan dit niet.
  • Software kan misschien slechte leerkrachten vervangen (degenen die weinig differentiëren, weinig aandacht hebben voor ieder kind,...), maar goede leerkrachten kunnen niet zomaar vervangen worden.
  • Indien elk kind volgens zijn interesses kan leren, zal het misschien niet opteren voor onderwerpen die hem minder aanspreken, maar toch even noodzakelijk zijn in de maatschappij.
  • Het project toont wel de menselijke nieuwsgierigheid, maar nog niet of het geschikt is om te leren op lange termijn.

Bronnen

Growing Up With Nell: A Narrative Interface for Literacy
Negroponte Trialling One Tablet Per Child (OTPC)
Ethiopian kids hack OLPCs in 5 months with zero instruction
Wat gebeurt er als je tablets achterlaat bij Ethiopische kinderen?
SELF-TAUGHT

zondag 23 december 2012

Download leerstof.. naar je hersenen?


De intrede van computers en het internet in het onderwijs is niets nieuws, maar hoe zullen deze zich in het onderwijs plaatsen in de toekomst?

Door financiële restricties zijn veel scholen tegenwoordig genoodzaakt om meer te doen met minder. Steeds meer wordt sociale media betrokken bij het onderwijs, niet alleen na school om samen te werken maar ook tijdens de schooluren. Informatie wordt overal ter wereld gedeeld via het internet, het internet bevat enorm veel informatie. Als dat steeds meer wordt, dan zou het wel eens kunnen dat zo goed als alles toegankelijk is via 1 bron. 

We kunnen stellen, dat wanneer de huidige trends zich blijven voortdoen, dat Sociale media de absolute koploper zal zijn als onderwijstool. Nu al is sociale media de koploper voor real-time nieuwsberichten. Sociale media biedt een snelle en makkelijke manier om bij te blijven met het meest recente nieuws. Mensen van over heel de wereld zijn op een snel tempo met elkaar verbonden, het is  dan ook perfect mogelijk voor 2 studenten uit verschillende geografische locaties om virtueel contact te maken met elkaar. Veel scholen wijzen op het verhoogd effect van corporatief leren, door sociale media kunnen leerlingen waar en wanneer ze maar willen samen werken en leren, en dat op een super snel tempo.
Tablets, voorzien leerlingen van toegang tot de grootste informatie bron. Via het internet, eBooks en dergelijke, hebben leerlingen al een voorkennis wanneer ze het klaslokaal zullen binnenkomen.

Neemt hierdoor de rol van de leerkracht af, totdat hij of zij niet meer nodig zal zijn? Integendeel, de rol van de leerkracht blijft allerbelangrijkst, aangezien hij of zij het is die de leerlingen kansen moet bieden om op een adequate manier toegang te krijgen tot het studiemateriaal. Aangezien het onderwijs verandert, zal de rol van de leerkracht ook veranderen. Waarschijnlijk in een meer sturende rol.

Maar wat nu met ons toekomstbeeld?
Volgens Ray Kurzweil, komt er in 2045 een tijdperk aan met Artificieel intelligente computers, die exponentieel zullen groeien in capaciteit. Dit punt in de tijd, benoemd hij singulariteit, vanaf dan zal Artificiële Intelligentie de mens voorbijsteken als meest intelligente en bekwame levensvorm op aarde. Technologie zal zichzelf verder ontwikkelen en dit aan een enorme snelheid. Verder zal technologie zich versmelten met biologie. Computers zullen inderdaad veel sterker zijn dan mensen. Dit is vrij aannemelijk als we weten dat de kracht van computer processors iedere 18 maanden verdubbelt. Een wet beschreven door Gordon.E.Moore en naar zichzelf genaamd. (Moore’s law).

Hoe zit het dan met onderwijs? Als technologie zich versmelt met biologie, dan kan het goed zijn dat een verre nakomeling van de smartphone of ipad, zich in onze hersenen bevindt. De link met neuronen en de technologie moet dan gemaakt worden. We zouden dan door onze gedachten te richten, een bepaalde informatie bron kunnen raadplegen op het toekomstige internet. Dit heeft natuurlijk implicaties voor het onderwijs. Stel dat dit mogelijk was in het huidige onderwijssysteem, dan kun je tijdens een examen, de antwoorden opzoeken in je gedachten. Internetverbinding uitschakelen tijdens een examen zie ik niet meteen als een oplossing hiervoor. Maar stel dat toekomstige technologie, informatie direct kan versturen via je hersencellen. Waardoor je eigenlijk als het ware geïnjecteerd wordt met informatie. 
Je zou bijvoorbeeld heel de wereldgeschiedenis kunnen downloaden naar je hersenen. Of een bepaalde vaardigheid aanleren. Wie reeds de film ‘The Matrix’ gezien heeft, heeft hier al een illustratie van gezien. In deze film leerde het hoofdpersonage een aantal vechtsporten beoefenen door een programma te downloaden naar zijn hersenen.
De vraag luidt dan, is dat dan wel nog leren?

Bronnen:

http://edudemic.com/2012/07/future-of-education-technology/

http://edudemic.com/wp-content/uploads/2012/07/envisioning-the-future-of-education.pdf

http://blogs.kqed.org/mindshift/2011/02/three-trends-that-define-the-future-of-teaching-and-learning/

http://www.guardian.co.uk/teacher-network/2012/sep/10/future-impact-technology-teaching-learning

http://www.inavateonthenet.net/article/54722/Teaching-tech-for-future-learning.aspx

http://www.examiner.com/article/the-singularity-guru-ray-kurzweil-discusses-the-artificial-mind

http://www.foxnews.com/tech/2012/12/19/guide-to-insane-predictions-google-new-guy-ray-kurzweil/


Programmeren vanaf zes jaar: ProgeTiiger

Samenvatting

De Tiger Leap-stichting in Estland introduceert dit jaar het programma 'ProgeTiiger'. De doelstelling van dit programma is om schoolgaande kinderen vanaf zes jaar aan te leren om te programmeren en web- en mobiele toepassingen te creëren. Het programma wordt nu toegepast door enkele scholen (piloot), maar de bedoeling is dat alle publieke scholen kunnen toetreden.

Voordelen

  • Als kinderen leren om te programmeren, beperkt zich dit niet tot het programmeren op zich: ze leren ook structuur in hun gedachten te bouwen.
  • Als mensen vroeg opgeleid worden, is de kans groter dat ze later weinig tot geen problemen zullen ondervinden in verband met technologie. Ze kunnen meer autodidactisch met technologie omspringen.
  • Programmeren is toegepaste wiskunde: het programmeren zou kinderen kunnen motiveren om wiskunde te leren.
  • Het leert kinderen logisch denken.
  • Een basiskennis van programmeren hebben, zorgt ervoor dat de gebruiker andere talen gemakkelijk kan opnemen: Java, C++,...
  • Kinderen starten op een jonge leeftijd, nog voor ze leesvaardig zijn, maar dit hoeft niet noodzakelijk een probleem te zijn. Er kan gewerkt worden met puur symbolische programmeertalen.
  • Ze zullen voor zichzelf repetitieve taken kunnen automatiseren waardoor ze efficiënter werken.
  • Veel meer mensen zullen in de toekomst kunnen bijdragen tot open source software en dus tot de maatschappij zelfs indien ze geen programmeur worden. 

Nadelen

  • Als dit programma in het curriculum wordt opgenomen, zal er minder tijd zijn voor anderen vakken. Er zal iets anders moeten worden geschrapt.
  • Programmeren is geen fundamenteel studiegebied in tegenstelling tot de meeste vakken die in de basisschool worden aangeboden.
  • Programmeren omvat slechts een beperkt deel van het wiskundige domein.  Men kan dus niet zeggen dat het leerlingen op elk gebied van wiskunde versterkt.

Bronnen

Computer programming will soon reach all Estonian schoolchildren

In de wolken, maar bij de les


Het digitale bord, een toegevoegde waarde?

Stijn Van Laer, verbonden aan de Universiteit Antwerpen stelde vast dat in Vlaanderen, alhoewel ruim 70 % van de leraren in secundaire scholen over een digitaal bord kan beschikken, slechts 62  % ermee werkt, wat het totaal van de Vlaamse leraren anno 2011 op een luttele 44 % brengt.  Hierin loopt Vlaanderen achter ten opzichte van andere Europese landen waaronder Nederland en Engeland.

Leraren geven vaak aan dat ze wel degelijk met een digitaal schoolbord willen werken maar dat ondanks de vele bijscholingen die er mogelijk zijn, ze toch op hun honger blijven zitten en dat de nascholingen onvoldoende afgestemd zijn op hun werkelijke behoeften.

Digitale borden komen meer voor in het gemeenschapsonderwijs dan in de andere netten, dat ze er meer gebruikt worden, is niet gezegd.  Wat wel een zekerheid is, is dat de leraar ASO er meer gebruik van maakt dan de leraar TSO of BSO.

De toegevoegde waarde van het digitale bord blijft voor velen achterwege, de meeste leraren gebruiken het als een krijtbord 2.0 .  Het interactieve gebruik van een digitaal bord beperkt zich veelal tot een powerpointpresentatie.   Van Laer onderscheidde na observatie van leraren die al met een digibord werken, de volgende fasen.

fase 1: Digitaal bord vervangt het krijtbord. 
De leraar gebruikt het digitale bord als vervanger van het krijtbord.  De leerstijl van de leraar blijft dezelfde.

fase 2: Beginnende gebruiker
De leraar gebruikt een breder scala aan computervaardigheden waaronder filmpjes en visuele presentaties.

fase 3: Geïnitieerde gebruiker
De leraar wordt zich meer en meer bewust van de mogelijkheden van het digibord.  Leraren gaan hun eigen vaardigheden combineren met die van de leerlingen.   Er ontstaat een nieuwe didactiek.  Op dit punt zeggen leraars: 'Ik zou nooit meer kunnen lesgeven met een krijtbord.'

fase 4: Gevorderde gebruiker
Leraren geraken geboeid door de oneindige mogelijkheden van de technologie.   Hun vaardigheden nemen toe en ze linken deze met andere technologieën waaronder scanners, tablets, iPads, ....

fase 5: Synergetische gebruiker
Leraar en leerlingen ontwikkelen samen technische vaardigheden waardoor een nieuwe pedagogische en didactische visie onvermijdelijk is.  Technologie brengt zowel hun technische als cognitieve vaardigheden naar een hoger level.

De meerderheid van de Vlaamse leraren haalt fase 3, en wat de didactische aanpak betreft, blijven we eerder steken in fase 2.  De reden dat Vlaanderen achterop hinkt, is volgens Van Laer te verklaren doordat de aankoop van een digibord vaak een top-down beslissing is, gemaakt door een directeur of een ICT-coördinator.

Het technische luik van het digitale bord is voor leraren vaak geen probleem, maar het didactische is dat wel.  Hier ligt een uitdaging voor de uitgevers, softwareontwerpers, leraars en lerarenopleiders om de hedendaagse technologische middelen te combineren, zodanig dat er een nieuwe pedagogie ontstaat die met deze technologie perfect assembleert.

De koudwatervrees van veel leraren voor het digibord heeft natuurlijk alles te maken dat met de opkomst van het digitale bord  het krijtbord curiosum dreigt te worden.  Het Vlaamse onderwijsveld dat van nature behoudsgezind is, moet hier haar heilige graal bij het groot huisvuil zetten.  Dit vergt een mentale overgangsfase, die zijn tijd zal duren.  Maar ongetwijfeld zal na dit rouwperiode het besef komen dat er maar één weg vooruit is namelijk die van de toekomst.  Geef de leerkrachten de  nodige tijd en ondersteuning en ze zullen het digibord omarmen alsof het hun eigen kind is.

Bronnen:

http://www.scribd.com/fullscreen/78729846?access_key=key-19sas69p1r9v95h7cf0g

http://www.digitaleborden.be/digitaleborden/bijlagen/Digitale%20didactiek%20PHL.pdf

http://www.klasse.be/leraren/24856/smartboards-renderen-niet/

zaterdag 22 december 2012

Wiskunde, kan het nog leuker?



Learning and Recreational Community House (LARCH), ontwikkelde samen met SMARTteacher een video spel genaamd 'Prodigy', om kinderen op een leuke wijze wiskunde te leren.

Het video spel heeft veel weg van het populair ‘Pokémon’-spel, waarin een speler allerlei figuren moet bestrijden om zijn of haar spelniveau op te krikken. In het spel ‘Prodigy’ strijden de spelers met mythische figuren door wiskundige vraagstukken op te lossen, lossen ze de oefening goed op, dan verzwakt hun tegenstander. Totdat ze hun tegenstander uiteindelijk verslaan en na verloop van tijd een niveau stijgen in het spel. Ieder niveau staat dan ook voor een bepaalde wiskundige moeilijkheidsgraad. Op deze manier worden kinderen behendiger in het oplossen van wiskundige vraagstukken en doen ze dat op een gemotiveerde manier.

Een onderzoek uit de Verenigde Arabische Emiraten over soortgelijke wiskundige computer games, leidde tot zeer positieve resultaten. In het onderzoek kwamen ook de kinderen zelf aan het woord.
Kinderen beoordelen hun ervaring met zulke games zeer positief, voor ze het spel kenden vonden ze wiskunde zeer complex. 
Enkele maanden nadat ze het spel voor het eerst speelden melden ze zelfs dat als ze een wiskundig probleem proberen op te lossen, dat het hun wel zal lukken. Ze voelen zichzelf dus meer bekwaam in wiskunde door het spel te spelen. 
Kinderen melden ook dat ze het competitie-element als zeer motiverend zien om hun wiskundig kunnen te verbeteren, en dat ze extra hard hun best doen om te leren.

Volgens mij is dit een zeer goed initiatief, al spelend kinderen allerlei vaardigheden aan leren en laten oefenen is een goede methode om kinderen te motiveren. Dit is een zeer goede aanzet voor kinderen die zich rap onkundig voelen als ze niet er niet meteen in slagen om een wiskundig vraagstuk op te lossen. En zo hun vertrouwen in hun eigen kunnen te vergroten. Verder denk ik dat het goed is om de moeilijkheidsgraad af te bakenen tot een bepaalde graad. 
Vanaf een bepaalde leeftijd wordt zelfstudie verondersteld, en ook gedisciplineerder studiewerk. Daarmee denk ik dat het een goed idee is om ‘Prodigy’ en andere soortgelijke spellen te gebruiken als aanzet en als oefening.  Als ook zwaardere wiskundige onderdelen in het spel worden ingepast, dan zal het volgens mij niet het gewenst effect teweeg brengen. Een computerspel spelen waarin moeilijke en lange statistische vraagstukken aan bod komen zal veel tijd in beslag nemen. 

Geraadpleegde bronnen:

http://www.thespec.com/news/local/article/858381--kids-game-for-fun-ways-to-learn-math


http://link.springer.com.ezproxy.vub.ac.be:2048/content/pdf/10.1007%2Fs10763-012-9340-5

ICT hulpmiddelen op school voor kinderen met een beperking

Een website die jammergenoeg na 2011 niet meer bijgehouden is, maar die ik toch graag met jullie zou willen delen, is de website van ICTWijs.
Op deze website kun je allerhande technologische oplossingen vinden die kinderen met een beperking kunnen helpen op school. De website is ingedeeld in 8 categorieën: visueel, spraak, verstandelijk, aandachtstekort, leerstoornis, motorisch, auditief, autisme.
Een aanrader voor ouders en leerkrachten en wellicht wordt de site weldra weer nieuw leven ingeblazen!

Over verantwoord omgaan met Wi-Fi en gsm-straling op school


In oktober van dit jaar publiceerde de dienst Strategische Beleidsondersteuning  van het Departement Onderwijs en Vorming een brochure  ‘Verantwoord omgaan met Wi-Fi en gsm-straling op school.’ Deze brochure geeft degelijke achtergrondinformatie over straling die vrij kan komen bij het gebruik van mobiele technologie. Je moet daarbij in eerste instantie denken aan het gebruik van gsm, smartphone en tablet, maar ook pc-gebruik, Wi-Fi  versus een vaste computerverbinding en zendmasten in de buurt van de school worden in de brochure besproken. 

De brochure stelt de lezer dadelijk gerust door te stellen dat wetenschappelijk onderzoek niet bewezen acht dat bovenstaande elektrische apparaten en installaties schadelijk zijn voor de gezondheid. Ze vallen in de groep ‘mogelijk kankerverwekkend’, samen met koffie, hoogspanningslijnen en groenten in het zuur…… Daarna wordt daar wel aan toegevoegd dat over de effecten op de lange termijn nog niets bekend is, dat wetenschappers daar echter geen effecten verwachten, mits het gebruik binnen de normen blijft. Over die normen in hoofdstuk 4 uitgebreid geschreven, zowel die van zendmasten als van gsm’s.  Het is een degelijk stuk informatie om bij de hand te hebben in geval er op school (of op het werk, in de buurt,…..) een discussie rijst over deze zaken. Het is ook een goed uitgangpunt in geval je je zelf hierover zorgen maakt, maar of je als leek daadwerkelijk iets met deze informatie aankunt, vraag ik me af. Het is onmogelijk om een inschatting te maken of de normen veilig genoeg zijn.

Interessanter en bruikbaarder voor leraren en schoolleiding is het als in hoofdstuk 3 wordt voorgesteld hoe je met de school, de ouders of met de leerlingen de discussie over gsm-gebruik, Wi-Fi  en mogelijke straling op school kunt voeren. Er staan zelfs een tweetal lesideeën in en hoe deze discussie in de eindtermen en ontwikkelingsdoelen verwerkt kan worden.

Verder staan er in de brochure tal van handige tips en links voor wie er meer vanaf wil weten.

Al met al een goed stuk achtergrond informatie, die mij met een toch enigszins ongerust gevoel achterliet, omdat je je al lezend realiseert dat we minder en minder afweten van de wereld om ons heen. Het is fijn dat er geen bewijzen zijn dat gsm-gebruik en dergelijke schadelijk zijn, maar tegelijkertijd betekent dat, dat het ook niet bewezen is dat het níet schadelijk is. Ik ben van mening dat de controle op veiligheid van de burger in deze een rol voor de overheid is, maar of hier nooit concessies gedaan worden als het tegelijkertijd over vooruitgang gaat, lijkt me twijfelachtig.

Voor wie de brochure wil downloaden, klink hier.
 

donderdag 20 december 2012

Samenwerken in de Cloud?!?


Wat is 'cloud computing?'
'Cloud Computing' bestaat uit het aanbieden van diensten (bijvoorbeeld webhosting: verlenen van opslag- of servercapaciteit voor een website; software; etc.) via het net. De gebruiker betaalt dus niet meer voor tastbare producten (bijvoorbeeld een software-installatiepakket) maar voor een service (bijvoorbeeld het gebruik van de online software). Deze services worden door speciale providers ter beschikking gesteld.(www.infowijzer.be)
Wil je meer weten? Klik hier of bekijk eens dit filmpje over cloud computing.


Voorbeelden
Gebruiksvriendelijke gratis toepassingen zijn Google Drive, Dropbox, Slideshare, Empressr en Zoho. Omdat Zoho minder gekend is dan bijvoorbeeld Google Drive, beschrijf ik de werking ervan hieronder. Zo wordt meteen duidelijk hoe 'cloud computing' werkt.
'Zoho brengt verschillende tools samen om het online samenwerken te vergemakkelijken. Er is een proefversie die onbeperkt gratis te gebruiken is. Wie meer wil, moet een abonnement nemen. Men kan bestanden makkelijk online bewaren, binnen een zelf opgezette mappenstructuur. Men kan online bestanden delen en er is een chatfunctie voorzien. Men kan samenwerken in werkgroepen en bestanden exporteren naar .pdf, .html of een Office bestandsformaat. Zoho Docs biedt beveiligd surfen via https aan. Alle data van Zoho Docs wordt bewaard in een beveiligd datacentrum en gebruikersinformatie wordt door Zoho Docs versleuteld opgeslagen.' (www.cloudtools.nl, 2012)


Voor- en nadelen
Men kan op een eenvoudige manier samenwerken aan eenzelfde document en dit (afhankelijk van de toepassing) op hetzelfde moment vanop eender welke plaats. Heen en weer mailen is niet meer nodig. Tijdens het samenwerken kan men chatten met elkaar om elkaar zo van rechtstreekse feedback en ondersteuning te voorzien. Er is geen discussie meer over de laatste versie. Wanneer samengewerkt wordt aan een project, is het belangrijk goede afspraken te maken, afhankelijk van de gekozen toepassing.
Lesgevers kunnen de aanmeldfrequentie en uitgevoerde wijzigingen volgen. Zo heeft de lesgever een idee hoeveel tijd een student investeert in een bepaalde taak en van de kwaliteit van diens bijdragen. Scholen moeten minder investeren in ondersteuning voor ICT. Bijvoorbeeld omdat de leverancier zelf zorgt voor infrastructuur, software, geheugencapaciteit, updates e.d. Daardoor is het gebruik ervan kostenbesparend.
'Natuurlijk zijn er ook enkele nadelen. Zo moet men steeds internet ter beschikking hebben. De gemaakte documenten bevinden zich ergens in de cloud. Wat met privacy? Wat als de leverancier de afspraken veranderd of ermee stopt? (www.kennisnet.nl, 2012)
'Cloud computing' binnen een onderwijscontext
Cloud computing is gebruiksvriendelijk, toegankelijkheid en flexibel te gebruiken. Het biedt mogelijkheden om meer studenten te bereiken en beter te voldoen aan de verwachtingen van studenten. Verder laat het ook een meer student-gerichte benadering van leren toe. Daardoor is het uitermate geschikt om te implementeren binnen mobiel E- leren. ' E-leren houdt in dat studenten kennis kunnen verwerven vanaf een centrale bron op elk moment en vanaf elke plaats. Men kan leren over topics naar keuze, zonder de noodzaak alles zelf te bewaren. Men kan daarvoor zowel gebruik maken van tekstdocumenten, audio- en videobestanden. Het is mogelijk mobiel toetsen af te leggen, om zo het eigen leerproces te evalueren en bij te sturen.' (Mallikharjuna, Sasidhar, & Satyendra, 2012)
'Wat opvalt is dat er reeds veel onderzoek gebeurde naar infrastructuur, technologie en applicaties, maar er is op dit moment nog weinig geschreven over pedagogie. Er is nog te weinig moeite gedaan om nieuwe manieren te onderzoeken om te leren via de cloud en het evalueren van het leren.' (Boyatt & Sinclair, 2012) 

Classroom7 is een experiment waarbij  cloud computing, een electronische leeromgeving als Moodle en mobiele technologie met elkaar gecombineerd worden.  Studenten kunnen nota's nemen met hun mobiele telefoon en die linken aan het handboek, het traditionele handboek kan gelinkt worden aan interactieve oefeningen, interactieve mappen en educatieve video's. 
 Een demo  geeft de diverse mogelijkheden weer.  (Alzantot, Hataba, Moustafa, 2012)

Alzantot, M., Hataba. M., Moustafa. Y., (2012) Classroom7: Please, make sure Your Phones are Switched on! Retrieved from: http://moustafa-z.scienceontheweb.net/pubs/Classroom7%20Demo,%20MobiQuitou%202011.pdf 
kharjuna. R., Sasidhar. C., & Satyendra K., (2012). Cloud computing through mobile learning. retrieved from: http://arxiv.org/ftp/arxiv/papers/1204/1204.1594.pdf
Boyatt. R., & Sinclair J. (2012). Navigating the Educational Cloud. Advances in Intelligent Systems and Computing. Volume 173, pp 179-191 Retrieved from http://eprints.dcs.warwick.ac.uk/1684/1/cloudCIfinal.pdf